PROJECT
The Middle Ages
In The Middle Ages wil ik graag het idee onderzoeken dat we leven in een tijd voorbij de geschiedenis. Vervolgens wil ik nagaan welke implicaties dat kan hebben voor onze tijdsbeleving en voor de wijze waarop we omgaan met tijd in de context van een performance.
The Middle Ages kan uiteraard verwijzen naar de historische periode zelf. Maar voor mij slaat dit begrip veeleer op het nu, op een tijd die zich in wezen in het ‘midden’ bevindt, een periode van noch/noch, vaag in z’n gevoel van lineariteit en teleologische doelen, en met snelheden die de strikte definities van ‘snel’ en ’traag’ ontwrichten. De middeleeuwen zijn de periode waarin we nu leven – in een eeuwigdurende time warp –, in een voortdurend speculeren over de toekomst en met een zeer groot (zelf-)bewustzijn van het verleden. Het is een tijd ‘na de geschiedenis’, maar zonder een echt voorspelbaar toekomstig sociaal project voorbij het voortschrijdende individualisme, de toenemende accumulatie en versnelling. Het is een periode waarin we ons bewust zijn dat de huidige stap voorwaarts niet langer duurzaam is, terwijl een stap achteruit ook geen optie is.
Sommigen beweren dat we in feite nog zouden moeten versnellen. Alleen dat zou volgens hen leiden tot een stilstand en uiteindelijk tot de radicale veranderingen die nodig zijn om weer te komen tot een duurzaam kader voor onze maatschappij. Anderen beweren dat we al in razende vaart afstevenen op een onafwendbare ramp. De confrontatie van deze paradoxen brengt het individu in een onzekere positie. Ga ik te snel? Moet ik sneller gaan om bij te blijven? Hoe veel sneller is snel, nu? Wat gebeurt er als ik en iedereen rondom mij almaar sneller blijven gaan?
Deze vragen, die dagelijks aan menig individu knagen, zijn echter maar een echo van grotere maatschappelijke onzekerheden. Wat is het nu? Wat betekent het voor ons? Moet het echt blijven vooruitsnellen zoals we altijd dachten? Dat we niet weten of we voor- of achteruit moeten, sneller of trager, mee met de stroom of er juist tegenin, doet eerder een historische dan een individuele existentiële crisis ontstaan: een eeuwigdurende tijdsvervorming (time warp) waarin traag en snel, verleden en toekomst, worden kromgetrokken, aan het glijden gaan en in elkaar verstrengeld geraken.
Als tijd werkelijk één van de enige elementen is die ons in deze wereld verbindt, wat betekent tijd dan nu we steeds individualistischer worden? Wat betekent tijd nu sociaal-economische realiteiten de verschillen tussen lichamen verscherpen? En dit zowel op vlak van hun snelheid, als op vlak van de middelen die nodig zijn om een hedendaags levensstijl aan te houden. Wat betekent de ontwrichting van de betekenis van het ‘nu’ voor de structuren en de dynamiek van een ‘gemeenschappelijke beweging’? Als oude structuren die de basis vormden van een eendrachtige samenleving – religieuze rechten, militaire choreografieën, arbeidersliederen – steeds meer hebben moeten wijken voor een individualistische beweging, bewegen we dan nog wel samen in dezelfde tijd? Leven we samen in dezelfde tijd? Zo niet, dan leven we in elk geval nog niet voorbij oorzaak en gevolg. Daden hebben nog altijd gevolgen. Leven na de geschiedenis betekent niet leven buiten gebeurtenissen en al wat er uit voortvloeit. Maar hoe zouden geïndividualiseerde tijden en timings elkaar veroorzaken, raken, tegenwerken en beïnvloeden?
Als choreograaf ben ik om meerdere redenen zeer geboeid door de kwestie van de tijd. Ten eerste was de hedendaagse kunst altijd al een ruimte om ideeën te communiceren over de aard van het nu. Maar als we inderdaad in een tijd leven waarin het nu zelf in vraag wordt gesteld, hoe kan de kunst dat thema dan aansnijden? Hoe kunnen we deze periode van onzekere tijd en verwrongen snelheden in het vizier krijgen of voorstellen? Ten tweede is de band tussen tijd en choreografie intrinsiek en onvermijdelijk: of je nu kiest om ermee te werken op een structureel niveau of niet, tijd is een essentieel aspect van choreografie waar je àltijd mee werkt. Het benieuwt me welke nieuwe concepten van tijd ik door dit onderzoek zou kunnen ontwikkelen en tot welke nieuwe choreografische praktijken dat zou leiden. Tot slot heeft mijn werk een globale focus (die hopelijk niet te rechtlijnig is) op terreinen waar ik vaak naar terugkeer: de maatschappij en het socio-politieke; fictie – vooral met betrekking tot wetenschap en meer nog science fiction; en als laatste het visuele en de relatie tussen het lichaam in performance en de zogenaamde ‘beeldende’ kunsten. Ik wil graag nagaan hoe dit onderzoek van tijd kan inspelen op elk van deze drie van die gebieden.